Hoeken

Hoeken:

Een hoek bestaat uit twee halve lijnen die hetzelde eindpunt hebben.
De halve lijnen heten de benen.

Graden:

Ook hoeken kun je meten dat doe je in graden. Een rechte hoek is 90 graden.
Een hoek van 1 graad krijg je door een rechte hoek in 90 even grote hoekjes te verdelen.
In plaats van 90 graden schrijven we 90°.

Hoeken berekenen bij een klok:

Je kunt voor elk tijdstip berekenen hoeveel graden de hoek tussen de grote en de kleine wijzer van de klok is.
Je gebruikt het volgende: In een minuut draait de grote wijzer 6°.
In een minuut draait de kleine wijzer 1/2°.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Overstaande hoeken:

Bij snijdende lijnen horen overstaande hoeken. Overstaande hoeken zijn even groot.

Bijzondere driehoeken:

Een gelijkbenige driehoek heeft 2 gelijke zijden.
In een gelijkbenige driehoek zijn de basishoeken even groot. 
Een gelijkzijdige driehoek heeft 3 gelijke zijden.
In een gelijkzijdigen driehoek zijn de 3 hoeken even groot.
De som van de hoeken van een driehoek is 180°.
De som van een vierhoek is de som van de hoeken 360°.